In mijn begeleiding kies ik voor een gewichts-neutrale aanpak. Dit roept misschien vragen op, aangezien BMI vaak als hulpmiddel wordt gebruikt om te bepalen of je een gezond gewicht hebt. Er worden allerlei statistische, wetenschappelijke verbanden gesuggereerd tussen overgewicht en diverse gezondheidsrisico’s. Daarbij wordt de indruk gewekt dat je je met een BMI hoger dan 25 zorgen moet maken over je gezondheid.
In dit blog leg ik uit hoe de BMI is ontstaan en dat het niet meer is dan een statistisch hulpmiddel.
Wat is BMI?
BMI is een internationale maat om te bepalen of je een gezond gewicht hebt in verhouding tot je lengte. De berekening is: gewicht (kg) / lengte (m)2. BMI werd vanaf het begin kritisch bekeken, omdat het geen rekening houdt met lichaamsvet en de verdeling ervan in je lichaam.
Beperkingen van BMI
Bij het gebruik van BMI zijn uitzonderingen benoemt. BMI is minder geschikt voor:
- Zeer lange of kleine mensen
- Krachtsporters
- Mensen met een Aziatische achtergrond
- Personen jonger dan 18 of ouder dan 70
- Zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen, terwijl er wel degelijk verschillen zijn in lichaamsopbouw. Tussen 18 en 70 jaar wordt niet gekeken naar leeftijd, wat best bijzonder is. Er zijn dus uitzonderingen, maar ook kanttekeningen bij het gebruik van BMI en dat is niet vreemd, gezien de oorsprong van BMI.
Geschiedenis van BMI
De Body Mass Index heette tot de jaren ’70 nog Quetelet-index, genoemd naar de Belgische wiskundige Adolphe Quetelet. Hij had een passie voor sociale statistieken en ontwierp de index zo’n 200 jaar geleden. Zijn wiskundige index kwam tot stand na metingen bij blanke, dienstplichtige mannen in de leeftijd van 20 tot 40 jaar. Het doel van Quetelet was een omschrijving van de ‘gemiddelde mens’. Hij heeft de index dus niet ontworpen om overgewicht vast te stellen.
Opkomst BMI
In de 20e eeuw hanteerden artsen en onderzoekers verschillende manieren om “ongezond gewicht” vast te stellen. Dat maakte het moeilijk om gezondheidsonderzoek te doen. Er was behoefte aan een standaard die niet te complex (en daarmee te kostbaar) was.
Begin jaren ’70 werd de Quetelet-index door een groep onderzoekers als standaard voorgesteld en omgedoopt tot Body Mass Index. Artsen, onderzoekers en verzekeringsmaatschappijen waren het eens dat dit de makkelijkste en goedkoopste manier was, ondanks erkende bezwaren dat het geen lichaamsvet meet.
BMI als standaard
Vanaf de jaren ’80 won BMI snel terrein, vooral toen in de jaren ’90 de World Health Organization (WHO) en de Amerikaanse overheid BMI opnamen als standaard. In Nederland speelden de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum een belangrijke rol in het gebruik van BMI. De Nederlandse gezondheidszorg, waaronder huisartsen en diëtisten, begon steeds meer gebruik te maken van de BMI als hulpmiddel om gezondheid van individuen te meten.
Veranderingen in BMI grenswaarden
Tegenwoordig veronderstelt een BMI boven 25 overgewicht en een BMI boven de 30 obesitas. De grenswaarden zijn gedurende de jaren aangepast. In 1998 vond een opmerkelijke verlaging van de grenswaarden plaats. De grens voor overgewicht was 27,3 voor vrouwen en 27,8 voor mannen. Dit werd door de WHO verlaagd naar 25 voor zowel mannen als vrouwen. Er was ineens een grotere groep mensen met overgewicht met bijbehorende gezondheidsrisico’s.
Dit gebeurde ondanks onderzoek dat aantoonde dat mensen met een BMI tussen de 23 en 29 het laagste overlijdensrisico hadden. Een hoger sterftecijfer werd pas waargenomen bij een BMI van meer dan 40. Het verhogen van de BMI-grenzen zou dus logischer zijn geweest.
Wat was hier aan de hand? Bij de Amerikaanse International Obesity TaskForce (IOTF), die de wijzing aandroeg bij de WHO, bleek sprake te zijn van belangenverstrengeling met de farmaceutische industrie. Er waren verkeerde conclusies uit onderzoeken gepresenteerd. Deze conclusies zijn later wel gerectificeerd op aandringen van andere partijen, maar die berichtgeving is nooit opgepikt.
Meten is weten
De kritiek op BMI neemt toe, maar we willen blijven meten. Er was onlangs aandacht voor de Body Roundness Index (BRI), een complexe berekening die rekening houdt met lichaamsvet. BRI voegt echter weinig toe aan het simpelweg meten van de middelomtrek en zal BMI niet vervangen. Het meten van de middelomtrek wordt in de gezondheidszorg al veel langer toegepast, daarbuiten is het wat minder bekend. Ook voor het meten van middelomtrek zijn uitzonderingen benoemd. Dat is niet vreemd, aangezien er een enorme variatie is in soorten lichaamsbouw.
BMI en Gezondheid
BMI is een nuttige standaard om statistisch onderzoek te doen. Wanneer uit onderzoek blijkt dat steeds meer mensen een BMI boven 30 hebben, dan kun je concluderen dat mensen gemiddeld zwaarder worden. En niet meer dan dat. Er wordt steeds meer in twijfel getrokken of overgewicht wel een direct verband heeft met hogere ziekte- en sterftecijfers. Zoals de onderzoeken in de jaren ’90 ook al lieten zien. De wetenschap heeft er steeds meer oog voor dat we voorzichtig moeten zijn met conclusies die worden getrokken na onderzoek. Conclusies zijn bovendien niet zomaar op een individu toepasbaar. Gezondheid is een spel van veel meer factoren dan alleen gewicht en BMI.
Mijn visie op BMI
BMI is van oorsprong een statistische index en niet ontworpen om de gezondheid van een individu te meten. Body “Mass” Index houdt geen rekening met “Mass”: spiermassa, vetmassa, botmassa en vocht.
Het maakt geen onderscheid in gender, leeftijd, genetische aanleg of etnische afkomst. Gezondheid omvat meer dan het getal op de weegschaal of je BMI. Belangrijker is een ontspannen relatie met eten en met jezelf evenals de mate van stress, slaap en beweging. Ook speelt mee wat je van nature voor lichaamsbouw hebt.
Daarom focus ik in mijn begeleiding niet op BMI, maar onderzoek ik wat het betekent, “een gezond gewicht”.